ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6297
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid na ziekmelding vanuit WW-situatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 1 juli 2004, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant had zich op 9 januari 2002 ziek gemeld vanuit een WW-situatie vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant per 8 januari 2003 een WAO-uitkering toe, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 35-45%. Appellant ging tegen dit besluit in beroep, maar de rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was en dat de door appellant ingebrachte rapporten geen nieuwe inzichten boden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld op 35 tot 45%. De Raad volgde het oordeel van de onafhankelijke deskundige, psychiater G.T. Gerssen, die concludeerde dat appellant op 8 januari 2003 in staat was om de functies van inpakker en productiemedewerker te vervullen. De Raad benadrukte dat het oordeel van een door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel moet worden gevolgd, en dat het rapport van Gerssen zorgvuldig en consistent was.
De Raad verwierp de grieven van appellant over de psychische klachten en de werkdruk bij de voorgehouden functies, en concludeerde dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts juist was. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier M. Uri en is openbaar uitgesproken op 12 januari 2007.