ECLI:NL:CRVB:2007:AZ6014
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering en ontbindingsvergoeding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage. Appellanten ontvingen van 1 april 2002 tot 1 oktober 2002 en vanaf 16 december 2003 een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw), die per 1 januari 2004 is omgezet naar de Wet werk en bijstand (WWB). Het College heeft op 16 april 2004 besloten om de bijstandsverlening over de periode van 1 april 2002 tot en met 31 augustus 2002 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand van € 6.388,39 terug te vorderen. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat appellant inkomsten had die niet waren gemeld, in strijd met de wettelijke inlichtingenverplichting.
De rechtbank 's-Gravenhage heeft in haar uitspraak van 17 november 2005 geoordeeld dat de ontbindingsvergoeding die appellant ontving, terecht als inkomsten werd aangemerkt voor de periode van 1 april 2002 tot en met 30 september 2002. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten van bijstand. Appellanten gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 januari 2007 de zaak behandeld. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 17 november 2004 in stand bleven. De Raad kwam tot de conclusie dat de ontbindingsvergoeding niet als inkomsten voor de periode van 1 april 2002 tot en met 31 augustus 2002 kon worden aangemerkt. De Raad heeft het besluit van 16 april 2004 herroepen en het College veroordeeld in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 644,--. Tevens werd bepaald dat de gemeente 's-Gravenhage het griffierecht van in totaal € 103,-- aan appellanten vergoedt.