ECLI:NL:CRVB:2006:AZ5586
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- J. Janssen
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid door niet-betaling griffierecht in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2006 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellante, woonachtig in Marokko, had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2005. De Raad had in zijn eerdere uitspraak van 21 april 2006 geoordeeld dat appellante het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn had betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar hoger beroep.
Appellante heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat zij haar zus had gevraagd het griffierecht te betalen, maar dat haar zus problemen had ondervonden met de betaling in Nederland. Tevens stelde appellante dat zij het schrijven van de Raad, waarin zij op de betalingsverplichting werd gewezen, nooit had ontvangen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het handelen of nalaten van een door haar ingeschakelde derde en dat er geen bewijs was van een onjuiste adressering van het schrijven.
De Raad concludeerde dat appellante in haar verzet geen gegronde redenen had aangevoerd die haar verontschuldigen voor het niet betalen van het griffierecht. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven.