ECLI:NL:CRVB:2006:AZ5234

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6056 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen rentedragende lening door de IB-Groep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de IB-Groep. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het bedrag aan rentedragende lening, zoals vermeld in het Bericht Terugbetalen 2003. De IB-Groep had dit bezwaar echter niet-ontvankelijk verklaard. Appellant stelde dat hij recht had op een kortingsregeling die in het verleden gold, waardoor zijn schuld verlaagd zou moeten worden. Hij verwees naar correspondentie met het ministerie van OCW, maar kon het bestaan van de kortingsregeling niet aantonen.

Tijdens de zitting op 10 november 2006 was appellant niet aanwezig, maar de IB-Groep werd vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Naber. De Raad heeft het procesverloop en de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld. De Raad concludeerde dat de IB-Groep terecht het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk had verklaard, omdat appellant niet kon bewijzen dat hij in aanmerking kwam voor de kortingsregeling. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank Assen, die eerder op 26 augustus 2005 had geoordeeld dat de IB-Groep correct had gehandeld.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellant. Het hoger beroep van appellant werd derhalve afgewezen.

Uitspraak

05/6056 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 26 augustus 2005, 04/77
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 22 december 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2006. Appellant is niet verschenen. De IB-groep was vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Naber.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van het procesverloop verwijst de Raad naar rubriek I van de aangevallen uitspraak.
In hoger beroep heeft appellant nogmaals aangevoerd dat de hoogte van zijn schuld uit rentedragende lening onjuist is aangezien hij (alsnog) in aanmerking dient te komen voor een in het verleden geldende kortingsregeling, inhoudende dat bij afbetaling ineens van de totale studieschuld uit rentedragende lening, die schuld op een lager bedrag zou worden vastgesteld. Ter onderbouwing verwijst hij naar correspondentie per e-mail tussen hem en postbus 51 (OCW), verzonden op 8 respectievelijk 19 september 2005.
Het hoger beroep van appellant richt zich hiermee tegen de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het besluit van de IB-Groep, waarbij de IB-Groep het bezwaar van appellant tegen de hoogte van het bedrag aan rentedragende lening, zoals vermeld in het Bericht Terugbetalen 2003, gedateerd 6 oktober 2003, niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Evenals de rechtbank en onder overneming van haar overwegingen is de Raad van oordeel dat de IB-Groep het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Met betrekking tot hetgeen appellant heeft aangevoerd overweegt de Raad dat appellant het bestaan van een kortingsregeling voor zijn situatie niet heeft kunnen aantonen. Ook overigens is de Raad niet gebleken van het bestaan van de door appellant bedoelde kortingsregeling.
Het hoger beroep van appellant slaagt derhalve niet.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 december 2006.
(get.) J. Janssen
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
SSw