ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3943
Centrale Raad van Beroep
Toekenning van WAO-uitkering en ingangsdatum arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin zijn beroep tegen de toekenning van een WAO-uitkering door het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid al in 1993 was ingetreden en vroeg om de WAO-uitkering met terugwerkende kracht toe te kennen vanaf een eerdere datum. De rechtbank had de datum van 14 mei 1998 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag aangenomen, gebaseerd op een geneeskundige rapportage van het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om de eerdere datum van arbeidsongeschiktheid te erkennen. De Raad stelde vast dat appellant niet had aangetoond dat zijn arbeidsongeschiktheid eerder was ingetreden dan de door het Uwv vastgestelde datum. De Raad wees erop dat appellant in een laat stadium een aanvraag voor de WAO-uitkering had ingediend en dat er geen bewijs was geleverd dat hij verhinderd was om eerder een aanvraag in te dienen.
Daarnaast werd het verzoek van appellant om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van immateriële schade van € 1.000.000,- afgewezen, omdat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en na een zitting waar appellant en zijn advocaat aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het Uwv. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank voor bevestiging in aanmerking kwam en dat er geen proceskostenveroordeling nodig was.