ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3636
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle, waarin de WAO-schatting van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ter discussie staat. Appellant heeft aangevoerd dat het onderzoek naar zijn beperkingen onzorgvuldig is uitgevoerd. Hij heeft diverse medische klachten, waaronder diabetes, verminderd gezichtsvermogen, motorische problemen en chronische vermoeidheid, en stelt dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met deze beperkingen. Appellant verzocht de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen, maar dit verzoek werd afgewezen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden uit de eerdere uitspraak van de rechtbank als vaststaand aangenomen. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende functies heeft voorgehouden die binnen de belastbaarheid van appellant vallen. De rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige wordt als voldoende gemotiveerd beschouwd, en de Raad is van mening dat de rechtbank de grieven van appellant niet ongemotiveerd heeft genegeerd. De Raad bevestigt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant terecht is vastgesteld op 15-25%.
De Raad concludeert dat er geen tekortkomingen zijn in het medisch onderzoek en dat de informatie van de medische sector voldoende was. Appellant had zelf aanvullende medische stukken kunnen overleggen als hij vond dat de beschikbare informatie niet toereikend was. De Raad wijst het verzoek om benoeming van een deskundige af en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten.