ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3486

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-4228 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling ouderbijdrage op basis gecorrigeerd verzamelinkomen en verlegging peiljaar

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de IB-Groep de ouderlijke bijdrage voor het jaar 2004 heeft vastgesteld op basis van het gecorrigeerde verzamelinkomen van 2002. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de ouderbijdrage en verzocht om verlegging van het peiljaar, wat door de IB-Groep is afgewezen. De rechtbank heeft het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de brief van appellant van 4 mei 2004 niet als bezwaarschrift tegen de eerdere besluiten moet worden opgevat, maar als een verzoek om het gemiddelde verzamelinkomen over de jaren 2001 en 2002 te hanteren voor de vaststelling van de ouderbijdrage. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de IB-Groep opnieuw moet beslissen op het als bezwaarschrift aan te merken beroepschrift van appellant. Tevens is er geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 24 november 2006.

Uitspraak

05/4228 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 13 mei 2005, 04/1520 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 24 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2006. Appellant is niet verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 6 maart 2004 (Bericht Ouder 2004, nr. 2) heeft de IB-Groep de veronderstelde ouderlijke bijdrage van appellant voor het jaar 2004 vastgesteld, zulks op basis van het (gecorrigeerde) verzamelinkomen 2002.
Bij besluit van 27 maart 2004 (Bericht Ouder 2004, nr. 3) heeft de IB-Groep appellants verzoek om verlegging van het peiljaar afgewezen, omdat het gezamenlijke inkomen van de beide ouders over 2003 ten opzichte van 2002 minder dan 15% is gedaald.
Bij brief van 4 mei 2004 heeft appellant naar aanleiding van het besluit van 27 maart 2004 aan de IB-Groep bericht dat hij het er bij nader inzien wel mee eens is dat hij niet voor verlegging van het peiljaar in aanmerking komt en dat hij in plaats van het verzoek om verlegging van het peiljaar verzoekt om bij de vaststelling van de ouderlijke bijdrage 2004 alsnog uit te gaan van het gemiddelde van de verzamelinkomens over de jaren 2001 en 2002.
De IB-Groep heeft de brief van 4 mei 2004 opgevat als een bezwaarschrift tegen het besluit van 27 maart 2004 (Bericht Ouder 2004, nr. 3). Het aldus opgevatte bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 21 juni 2004 ongegrond verklaard. Daarbij is tevens opgemerkt dat niet kan worden overgegaan tot middeling van inkomens.
De rechtbank heeft de brief van appellant van 4 mei 2004 opgevat als een bezwaar tegen het besluit van 6 maart 2004 (Bericht Ouder 2004, nr. 2) en heeft dit bezwaar, zelf in de zaak voorziende, niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding.
Naar het oordeel van de Raad dient de brief van appellant van 4 mei 2004, gelet op de tekst en de strekking ervan, niet te worden opgevat als bezwaarschrift tegen het besluit van 27 maart 2004, noch als bezwaarschrift tegen het besluit van 6 maart 2004, maar als een verzoek om - in afwijking van het inmiddels in rechte onaantastbaar geworden besluit van 6 maart 2004 - bij de vaststelling van de ouderlijke bijdrage 2004 alsnog uit te gaan van het gemiddelde verzamelinkomen over de jaren 2001 en 2002 in plaats van het verzamelinkomen over het jaar 2002.
Voor zover het besluit van 21 juni 2004 het karakter heeft van een beslissing op bezwaar had het door de rechtbank moeten worden vernietigd, omdat er geen bezwaarschrift aan ten grondslag ligt.
Voor zover in het besluit van 21 juni 2004 de afwijzing is vervat van appellants verzoek om alsnog over te gaan tot middeling van inkomens moet het worden gekwalificeerd als een primair besluit. Het bij de rechtbank ingediende beroepschrift had dan ook met toepassing van artikel 6:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht moeten worden doorgezonden naar de IB-Groep ter behandeling als bezwaarschrift.
De Raad zal daartoe, onder vernietiging van de aangevallen uitspraak en het besluit van 21 juni 2004 voor zover dat besluit zich aandient als een beslissing op bezwaar, alsnog overgaan.
Er zijn geen termen voor vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Vernietigt het besluit van 21 juni 2004 voorzover dit besluit het karakter heeft van een beslissing op bezwaar;
Bepaalt dat de IB-Groep alsnog een beslissing neemt op het als bezwaarschrift tegen het primaire besluit van 21 juni 2004 aan te merken beroepschrift van 29 juli 2004;
Bepaalt dat de IB-Groep het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 140,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 november 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger
MH