ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3467

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-2118 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift in sociale zekerheidszaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 16 februari 2006. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 november 2006 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 06/2118 WSF. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) dat haar bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk had verklaard. De IB-Groep had op 5 juni 2004 een BE-formulier naar appellante gestuurd met het verzoek om bewijs van haar sofi-nummer, waarop appellante niet had gereageerd. Vervolgens werd op 1 december 2004 een vordering wegens meerinkomen vastgesteld, inclusief een boete. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de IB-Groep verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk vanwege de termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat de oorzaak van de termijnoverschrijding aan appellante was toe te rekenen en dat het verzuim niet verschoonbaar was. In hoger beroep herhaalde appellante haar grieven, maar de Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er waren geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

06/2118 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 16 februari 2006, 05/1976 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 24 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2006.
Appellante is in persoon verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee.
II. OVERWEGINGEN
Op 5 juni 2004 heeft de IB-Groep aan appellante een zogeheten BE-formulier gezonden met (onder meer) het verzoek om een bewijsstuk van haar sofi-nummer in te sturen. Hierop is door appellante niet gereageerd. Vervolgens heeft de IB-Groep bij besluit van 1 december 2004 over het jaar 2001 een vordering wegens meerinkomen vastgesteld van € 3.459,76, vermeerderd met een OV-boete van € 690,12.
Bij brief van 8 juli 2005 heeft appellante hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 28 juli 2005 heeft de IB-Groep het bezwaar wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Het door appellante tegen dit besluit ingestelde beroep is bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de oorzaak van de termijnoverschrijding aan appellante moet worden toegerekend en dat het verzuim derhalve door de IB-Groep terecht niet verschoonbaar is geacht.
In hoger beroep heeft appellante haar eerder in bezwaar en beroep naar voren gebrachte grieven herhaald. Zij blijft van mening dat haar niet verweten kan worden dat zij te laat bezwaar heeft gemaakt.
De Raad deelt deze mening van appellante niet. De rechtbank heeft de grieven van appellante afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet kunnen slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank ten volle en maakt deze tot de zijne.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 november 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
MH