ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3295

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6327 AW-VV-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen voorzieningenrechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2006 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker tegen de voorzieningenrechter R. Kooper. Verzoeker had op 23 november 2006, op basis van artikel 21 van de Beroepswet en artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), verzocht om wraking van Kooper, die belast was met de behandeling van een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in een geschil tussen verzoeker en het College van bestuur van de Open Universiteit Heerlen. Tijdens de zitting op 27 november 2006 is verzoeker in persoon verschenen, terwijl Kooper niet op het wrakingsverzoek heeft gereageerd.

De Raad overweegt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden toegewezen op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Verzoeker stelde dat de afwijzing van zijn verzoek om getuigen op te roepen, een objectieve grond voor vrees voor een vooringenomen oordeel opleverde. De Raad oordeelt echter dat de beslissing om geen getuigen op te roepen een procedurele beslissing is en niet kan worden aangemerkt als een aanwijzing voor partijdigheid. De Raad concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is en wijst het wrakingsverzoek af.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechterlijke onpartijdigheid en de grenzen van het wrakingsinstrument. De Raad stelt dat het wrakingsinstrument niet bedoeld is als een rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen, en dat de afwijzing van het verzoek om getuigen op te roepen geen schijn van partijdigheid met zich meebrengt. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.C.F. Talman als voorzitter, T. Hoogenboom en B.M. van Dun als leden, en R.E. Koerts als griffier.

Uitspraak

PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op 27 november 2006 van de
CENTRALE RAAD VAN BEROEP
meervoudige kamer
Zitting hebben: J.C.F. Talman als voorzitter, T. Hoogenboom en B.M. van Dun als leden,
in tegenwoordigheid van R.E. Koerts als griffier.
Zaaknummer: 06/6327 AW-VV-W.
Bij brief van 23 november 2006 heeft, op grond van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb),
[verzoeker], verzoeker,
verzocht om wraking van het lid van de Raad R. Kooper. Hij is als voorzieningenrechter belast met de behandeling van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening 06/6327 AW-VV tussen verzoeker en het College van bestuur van de Open Universiteit Heerlen. Het onderzoek ter zitting heeft heden plaatsgevonden. Verzoeker is in persoon verschenen. Kooper heeft niet in de wraking berust en geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
De Raad wijst het verzoek om wraking af en overweegt daartoe het volgende.
In artikel 8:15 van de Awb is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een wrakingsgrond moet zodoende zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb (PG Awb II, blz 410) is de ratio van het instituut van de wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid.
Bij brief van 18 november 2006 heeft verzoeker voor de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening ter zitting van heden de oproeping van een getuige, de heer mr. [naam getuige], verzocht. Daarbij heeft verzoeker meegedeeld dat hij de aanwezigheid van genoemde persoon bij de behandeling ter zitting van belang acht in verband met een bepaalde door hem nader omschreven grond tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Bij schrijven van 21 november 2006 heeft de griffier aan verzoeker bericht dat geen termen aanwezig zijn geacht getuige(n) op te roepen.
Het wrakingsverzoek berust op de grond dat door de hiervoor vermelde afwijzing door de voorzieningenrechter, de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, aangezien de afwijzing, gegeven de reden van het verzoek de desbetreffende getuige op te roepen, een objectieve grond voor vrees voor een vooringenomen oordeel in kwestie oplevert.
De Raad overweegt dat uit de ratio van het wrakingsinstrument voortvloeit dat het niet is bedoeld als een rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen. De beslissing om geen gebruik te maken van de bevoegdheid om getuige(n) op te roepen, is een procedurele beslissing waaruit naar het oordeel van de Raad geen (schijn van) partijdigheid kan worden afgeleid. Dit geldt in een voorlopige voorzieningsprocedure niet anders dan in een bodemprocedure. In de afwijzing van het verzoek ziet de Raad geen enkele aanwijzing voor de (veronder)stelling dat op enigerlei wijze is vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Ook anderszins bevat het wrakingsverzoek geen enkel aanknopingspunt voor het oordeel dat door het behandelen van het verzoek van een voorlopige voorziening door Kooper de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Waarvan proces-verbaal,
Utrecht, 27 november 2006
De voorzitter, De griffier,
J.C.F. Talman R.E. Koerts