ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3066

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-3665 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering en beoordeling van nieuwe feiten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant had eerder een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerdere beslissing uit 1993, waarin hem een WAO-uitkering was geweigerd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om terug te komen op de eerdere beslissing, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die deze beslissing konden rechtvaardigen.

Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank zich ten onrechte heeft beperkt tot de beoordeling van enkele brieven van psychologen en dat er wel degelijk nieuwe feiten zijn die de eerdere beslissing in twijfel trekken. Hij verwees naar verklaringen van verschillende psychiaters die volgens hem een ander licht werpen op zijn medische toestand. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de overgelegde brieven geen nieuwe medische feiten bevatten die relevant zijn voor de beoordeling van het bestreden besluit.

De Raad benadrukt dat nieuwe feiten bij een herhaalde aanvraag moeten worden vermeld en dat de verklaringen van de psychiaters, indien ze al als nieuw zouden worden beschouwd, pas in een later stadium zijn ingediend en daarom niet kunnen worden meegenomen in de beoordeling van het bestreden besluit. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

04/3665 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 juni 2004, 02/3750 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 17 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2006. Appellant en zijn gemachtigde, mr. J.W. van de Wege, advocaat te Eindhoven, zijn niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door W.F. Bergman.
II. OVERWEGINGEN
Bij voor beroep vatbare beslissing van 29 september 1993 heeft (een van de rechtsvoorgangers van) het Uwv geweigerd appellant uitkeringen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) toe te kennen ter zake van arbeidsongeschiktheid die volgens appellant in 1986 is ingetreden. Deze beslissing is in beroep en in hoger beroep in stand gebleven (CRvB 21-5-1997, 95/2724).
Bij besluit van 10 februari 1998 heeft (de rechtsvoorganger van) het Uwv geweigerd terug te komen van de beslissing van 29 september 1993. Dit besluit is in bezwaar, in beroep en in hoger beroep in stand gebleven (CRvB 12-6-2001, 99/4860).
Op 19 november 2001 heeft appellant het Uwv nogmaals verzocht terug te komen van de beslissing van 29 september 1993. Hij heeft bij zijn verzoek een brief van de psychiater W. in 't Veld van 31 augustus 2001 en een brief van de zenuwarts J.F.M. de Kok van 9 september 2001 overgelegd.
Dit verzoek is bij besluit van 30 mei 2002 afgewezen, aangezien niet is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden. Appellants bezwaar tegen het besluit van 30 mei 2002 is bij besluit van 20 november 2002 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank zich ten onrechte heeft beperkt tot het beoordelen van de brieven van de psychiater In 't Veld en de zenuwarts De Kok, waarbij de rechtbank bovendien een te restrictief criterium heeft aangelegd. Naar de mening van appellant had de rechtbank vooral aandacht moeten besteden aan de in beroep overgelegde verklaringen van de psychiater P. Heylen van 22 januari 2004, van de psychiater J.A.M. de Kroon van 13 december 2000 en van de psychiater O. Sahan van 25 augustus 2003. Naar de mening van appellant zijn de drie laatstgenoemde verklaringen aan te merken als nieuw gebleken feiten in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze verklaringen werpen volgens appellant namelijk een ander licht op zijn medische toestand vanaf begin 1986.
Het hoger beroep treft geen doel. In het kader van de toepassing van artikel 4:6 van de Awb dienen nieuwe feiten bij de (herhaalde) aanvraag te worden vermeld. De brieven van de psychiater In 't Veld en de zenuwarts De Kok die bij het verzoek om terug te komen van de beslissing van 29 september 1993 zijn overgelegd, bevatten - zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld - geen nieuwe medische feiten. Indien de verklaringen van de psychiaters Heylen, De Kroon en Sahan al nieuwe feiten zouden bevatten, hetgeen de Raad uitdrukkelijk in het midden laat, dan kunnen die feiten bij de toetsing van het bestreden besluit geen rol spelen, omdat zij pas in beroep (de brieven van Heylen en De Kroon) onderscheidenlijk in hoger beroep (de brief van Sahan) zijn aangevoerd.
De aangevallen uitspraak komt bijgevolg voor bevestiging in aanmerking.
Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 november 2006.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
GdJ