ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3066
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en beoordeling van nieuwe feiten
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant had eerder een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerdere beslissing uit 1993, waarin hem een WAO-uitkering was geweigerd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om terug te komen op de eerdere beslissing, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die deze beslissing konden rechtvaardigen.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank zich ten onrechte heeft beperkt tot de beoordeling van enkele brieven van psychologen en dat er wel degelijk nieuwe feiten zijn die de eerdere beslissing in twijfel trekken. Hij verwees naar verklaringen van verschillende psychiaters die volgens hem een ander licht werpen op zijn medische toestand. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de overgelegde brieven geen nieuwe medische feiten bevatten die relevant zijn voor de beoordeling van het bestreden besluit.
De Raad benadrukt dat nieuwe feiten bij een herhaalde aanvraag moeten worden vermeld en dat de verklaringen van de psychiaters, indien ze al als nieuw zouden worden beschouwd, pas in een later stadium zijn ingediend en daarom niet kunnen worden meegenomen in de beoordeling van het bestreden besluit. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.