ECLI:NL:CRVB:2006:AZ3010
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaar tegen intrekking WAO-uitkering na termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaar van appellant tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die sinds 1975 een uitkering ontving, had in 2003 een bezwaarschrift ingediend tegen de intrekking van zijn uitkering, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het bezwaar van appellant ontvankelijk is, ondanks de termijnoverschrijding. De Raad stelt vast dat het Uwv het primaire besluit naar een verkeerd adres heeft verzonden, waardoor de bezwaartermijn pas begon te lopen op het moment dat appellant het besluit daadwerkelijk heeft ontvangen. De Raad concludeert dat appellant zijn bezwaarschrift tijdig heeft verzonden, ook al was het niet gericht aan de juiste afdeling van het Uwv. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit van het Uwv, en verplicht het Uwv om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.027,- bedragen, en het griffierecht van € 140,- dient te vergoeden.