ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2909
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- M.C. Bruning
- E. Dijt
- Rechtspraak.nl
Weigering ziekengelduitkering wegens loondoorbetaling tijdens ziekte
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een ziekengelduitkering toe te kennen, werd bevestigd. Appellante had zich op 30 augustus 2002 ziek gemeld, maar het Uwv stelde dat zij tijdens haar ziekte recht had op loondoorbetaling. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, maar de Centrale Raad van Beroep kon zich niet met dit oordeel verenigen.
Appellante was vanaf 1 mei 1995 in dienst bij haar werkgever en had haar werktijd in 1995 uitgebreid. Na haar ziekmelding in 2002 hervatte zij haar werk, maar viel opnieuw uit. Het Uwv weigerde haar ziekengelduitkering met de reden dat zij recht had op loondoorbetaling. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat het Uwv de ziekmelding te beperkt had opgevat en dat appellante recht had op een ziekengelduitkering met ingang van de datum waarop haar dienstverband eindigde.
De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, en oordeelde dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moest nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 644,- bedroegen, en moest het Uwv het griffierecht van € 133,- vergoeden aan appellante. Deze uitspraak benadrukt het belang van een juiste interpretatie van de Ziektewet en de rechten van werknemers tijdens ziekte.