ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2898
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- A.B.J. van der Ham
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op basis van woonadres
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 8 juli 2005 het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 7 april 2004 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Sociale Dienst Amsterdam voerde een onderzoek uit naar de woonsituatie van appellant, waarbij huisbezoeken zijn afgelegd en verklaringen zijn verzameld. Het College heeft de aanvraag op 25 juni 2004 afgewezen, omdat appellant niet woonachtig was op het opgegeven adres. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 26 augustus 2004 ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 november 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellant niet op het opgegeven adres woonachtig was. De Raad benadrukt dat het van essentieel belang is dat belanghebbenden correcte informatie over hun woonadres verstrekken, aangezien dit cruciaal is voor de toekenning van bijstand. De Raad heeft de verklaringen van de tante van appellant, die aangaf dat appellant slechts sporadisch op het opgegeven adres verbleef, als doorslaggevend beschouwd. De Raad heeft de stellingen van appellant over de gebrekkige taalbeheersing van zijn tante verworpen, omdat deze niet onderbouwd waren.
De Raad concludeert dat appellant onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn woonadres, waardoor hij niet voldeed aan de inlichtingenverplichting uit de WWB. Dit leidde tot de conclusie dat het College de aanvraag om bijstand terecht heeft afgewezen. Het hoger beroep van appellant wordt verworpen, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.