ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2652

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6479 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van rechters in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2006, werd het verzoek om wraking van de rechters K.J.S. Spaas en H.G. Rottier afgewezen. Verzoeker had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin zijn verzet tegen een eerdere uitspraak ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep had op 3 maart 2006 geoordeeld dat de door verzoeker aangevochten uitspraak niet vatbaar was voor beroep en zich onbevoegd verklaard. Hierop heeft verzoeker verzet aangetekend en verzocht om wraking van de rechters die de zaak behandelden.

Het verzoek om wraking werd behandeld op 6 oktober 2006, maar noch verzoeker noch het Uwv was aanwezig. In de motivering van de uitspraak werd ingegaan op artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om rechters te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. Verzoeker heeft echter geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die de onpartijdigheid van de rechters zouden kunnen schaden. De enkele algemene beweringen waren onvoldoende om het wrakingverzoek te onderbouwen.

De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het verzoek om wraking van de rechters K.J.S. Spaas en H.G. Rottier niet kon worden toegewezen, en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan door voorzitter J. Janssen, met J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, en griffier M.C.T.M. Sonderegger was aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

05/6479 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van
[verzoeker] (hierna: verzoeker),
aangaande de behandeling van het verzet tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 maart 2006, 05/6479,
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 15 september 2005, 04/331. In die uitspraak heeft de rechtbank het verzet van verzoeker, gericht tegen de uitspraak van de rechtbank van 1 maart 2005 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 3 maart 2006 is de Raad tot het oordeel gekomen dat de door verzoeker aangevochten uitspraak niet voor beroep ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vatbaar is en heeft de Raad zich onbevoegd verklaard om kennis van het beroep te nemen. Verzoeker heeft verzet gedaan tegen die uitspraak.
Het verzet is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de Raad op 26 september 2006. Bij schrijven van
22 september 2006, ontvangen door de Raad op 26 september 2006, heeft verzoeker verzocht om wraking van de voorzitter
mr. K.J.S Spaas en mr. H.G. Rottier, lid van de meervoudige kamer die het verzet behandelt.
Het verzoek om wraking is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 6 oktober 2006. Verzoeker noch het Uwv is verschenen.
II. MOTIVERING
In artikel 8:15 van de Awb is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn verzoek enkel algemeenheden geuit. Met betrekking tot mr. Spaas en mr. Rottier heeft verzoeker op geen enkele wijze aangetoond dat feiten of omstandigheden aanwezig zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Hieruit volgt dat het wrakingverzoek met betrekking tot mr. Spaas en mr. Rottier, moet worden afgewezen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om wraking van mr. K.J.S. Spaas en mr. H.G. Rottier af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 november 2006.
(get.) J. Janssen
(get.) M.C.T.M. Sonderegger