ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2032
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C. Bruning
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid bij longemfyseem en de noodzaak van een urenbeperking
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De betrokkene, een voormalig zelfstandig brood- en banketbakker, had een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz). De aanvraag werd goedgekeurd met een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Echter, het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van het Uwv werd ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat er twijfels zijn over de medische grondslag van het bestreden besluit, met name over het niet aannemen van een urenbeperking. De bezwaarverzekeringsarts had de conclusie van de behandelend longarts, dr. J.S. van der Zee, niet voldoende weerlegd. Van der Zee had in zijn rapport aangegeven dat de betrokkene leed aan ernstig longemfyseem en dat een urenbeperking van ongeveer 50% van een normale werkweek wenselijk zou zijn, gezien de beperkte energetische belastbaarheid van betrokkene.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht de medische grondslag van het bestreden besluit niet toereikend achtte. Het hoger beroep van het Uwv werd afgewezen, en de Raad oordeelde dat het Uwv de proceskosten van betrokkene in hoger beroep moest vergoeden. De kosten werden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan op 8 november 2006.