ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1372
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- A.B.J. van der Ham
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag langdurigheidstoeslag op basis van inkomen in referteperiode
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1949, sinds 1 juli 1998 algemene bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Op 26 januari 2004 diende zij een aanvraag in voor een langdurigheidstoeslag, welke op 15 maart 2004 door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten werd afgewezen. Het College stelde dat appellante gedurende de referteperiode van 60 maanden inkomsten uit arbeid had ontvangen, waardoor zij niet voldeed aan de voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag zoals gesteld in artikel 36, eerste lid, onderdeel b, van de WWB. De rechtbank Zwolle-Lelystad verklaarde het beroep tegen deze afwijzing op 1 juni 2005 ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 19 september 2006 heeft appellante aangevoerd dat haar inkomsten uit arbeid volledig op de bijstandsuitkering zijn gekort en dat zij zich gestraft voelt voor haar werkwillige houding. Tevens stelde zij dat zij door (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid niet meer in staat is tot betaald werk. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat appellante van begin 1999 tot 1 april 2001 gemiddeld 16 uur per week als alphahulp heeft gewerkt, met een inkomen van circa f 600,-- per maand. Dit inkomen staat in de weg aan de verlening van de langdurigheidstoeslag, ongeacht het feit dat appellante langdurig afhankelijk is van bijstand.
De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.H.M. Roelofs als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2006.