ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1096
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin haar aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten is afgewezen. Appellante had op 2 maart 2004 een aanvraag ingediend bij het College van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal, welke op 23 maart 2004 werd afgewezen. Het College verklaarde het bezwaar tegen deze afwijzing op 17 februari 2005 ongegrond, omdat appellante niet had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 9 november 2005, waarop appellante in hoger beroep ging.
Appellante stelde dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege de onveilige situatie voor haar kinderen in [plaatsnaam]. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de noodzaak van de verhuizing niet was aangetoond. De Raad concludeerde dat de problemen van een van de kinderen op school niet voldoende onderbouwd waren en dat er nog mogelijkheden waren om deze problemen op te lossen zonder verhuizing. De Raad oordeelde dat de kosten van de verhuizing niet als noodzakelijke kosten in de zin van de Wet werk en bijstand (WWB) konden worden aangemerkt.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 31 oktober 2006, door de voorzitter en twee leden van de Centrale Raad van Beroep, met de griffier aanwezig.