ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0427

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-4327 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een onherroepelijke uitspraak inzake woonvoorzieningen op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2006 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerder onherroepelijke uitspraak. Het verzoekster, vertegenwoordigd door haar vader en bewindvoerder, vroeg om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 april 2005, waarin de weigering van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland om woonvoorzieningen op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten toe te kennen, werd bevestigd. De Raad had eerder de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 23 oktober 2003 bekrachtigd, die het beroep van verzoekster tegen het besluit van het College van 27 mei 2003 had verworpen.

Tijdens de zitting op 30 augustus 2006 heeft de Raad de argumenten van verzoekster gehoord, waarbij werd gesteld dat de eerdere uitspraak was gebaseerd op onjuiste feitelijke uitgangspunten. De Raad oordeelde echter dat de feiten en omstandigheden die door verzoekster werden aangevoerd, reeds bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn vóór de uitspraak van 27 april 2005. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor herziening zoals gesteld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening in wezen een verzoek tot hernieuwde behandeling van het hoger beroep inhield, wat niet mogelijk is onder het bijzondere rechtsmiddel van herziening. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T.G.M. Simons als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier R.L. Rijnen.

Uitspraak

05/4327 WVG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster),
inzake de uitspraak van de Raad van 27 april 2005, 03/5955 WVG,
in het geding tussen:
verzoekster
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland
(hierna: College)
Datum uitspraak: 11 oktober 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft haar vader, tevens bewindvoerder, [naam bewindvoerder] verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 april 2005, 03/5955 WVG.
Namens het College heeft drs. W. Peters, juridisch adviseur bij Stimulansz, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2006. Namens verzoekster is verschenen [naam bewindvoerder], bijgestaan door mr. J.D. van Vlastuin, advocaat te Utrecht. Univé is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Ter zitting is als door verzoekster meegebrachte getuige gehoord [naam getuige], manager van het woonzorgcomplex [naam wooncomplex].
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Bij de uitspraak van 27 april 2005 heeft de Raad bevestigd de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 23 oktober 2003 op het beroep van verzoekster tegen het besluit van het College van 27 mei 2003. Bij het besluit van 27 mei 2003 heeft het College gehandhaafd de weigering om aan verzoekster enkele woonvoorzieningen op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten toe te kennen.
Namens verzoekster is, zowel in het verzoekschrift als ter zitting, aangevoerd dat de uitspraak van 27 april 2005 is gebaseerd op een aantal onjuiste feitelijke uitgangspunten.
De Raad stelt vast dat hetgeen namens verzoekster is aangevoerd betrekking heeft op feiten en omstandigheden die bij (de bewindvoerder van) verzoekster ook vóór de uitspraak van 27 april 2005 bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn. Derhalve is niet voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb.
De Raad merkt nog op het merendeel van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden reeds betrokken is geweest in de beoordeling die heeft geleid tot de uitspraak van 27 april 2005. Mede gelet hierop houdt het voorliggende verzoek om herziening in wezen een verzoek in om een hernieuwde behandeling van het hoger beroep. Het - bijzondere - rechtsmiddel van herziening is daarvoor echter niet bedoeld.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling is geen grond.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter en R.M. van Male en H.J. de Mooij als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2006.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R.L. Rijnen.