ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0416

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-5317 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een onherroepelijke uitspraak inzake verhuiskostenvergoeding en voorzieningen op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2006 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerder onherroepelijke uitspraak. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar vader en bewindvoerder, vroeg om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 april 2005, waarin de weigering van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland om een verhuiskostenvergoeding en andere voorzieningen op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten toe te kennen, werd bevestigd. Het College was niet verschenen op de zitting, die plaatsvond op 30 augustus 2006, waar verzoekster werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.D. van Vlastuin.

De Raad overwoog dat de voorwaarden voor herziening, zoals gesteld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht, niet waren vervuld. Verzoekster had aangevoerd dat de Raad ten onrechte haar lezing van de feiten niet had overgenomen, maar de Raad stelde vast dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om de juistheid van eerdere uitspraken ter discussie te stellen. Daarnaast werd een brief van de gemeente Hoorn, die mogelijk nieuwe informatie bevatte, niet als voldoende relevant beschouwd om tot een andere uitspraak te leiden. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening niet kon worden toegewezen, omdat niet was voldaan aan de wettelijke voorwaarden.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T.G.M. Simons als voorzitter en R.M. van Male en H.J. de Mooij als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, met R.L. Rijnen als griffier.

Uitspraak

05/5317 WVG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[verzoekster], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoekster),
inzake de uitspraak van de Raad van 27 april 2005, 04/1361 WVG,
in het geding tussen:
verzoekster
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland (hierna: College)
Datum uitspraak: 11 oktober 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft haar vader, tevens bewindvoerder, [naam bewindvoerder] verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 april 2005, 04/1361 WVG.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2006. Namens verzoekster is verschenen [naam bewindvoerder], bijgestaan door mr. J.D. van Vlastuin, advocaat te Utrecht. Het College is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Ter zitting is als door verzoekster meegebrachte getuige gehoord [naam getuige], manager van het woonzorgcomplex [woonzorgcomplex].
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Bij de uitspraak van 27 april 2005 heeft de Raad bevestigd de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 29 januari 2004 op het beroep van verzoekster tegen het besluit van het College van 8 juli 2003. Bij het besluit van 29 januari 2004 heeft het College gehandhaafd de weigering om aan verzoekster een verhuiskostenvergoeding en enkele andere voorzieningen op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten toe te kennen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat de Raad ten onrechte de door haar gegeven lezing van de feiten niet heeft overgenomen, als gevolg waarvan de Raad een onjuist (rechts)oordeel heeft gegeven. De Raad stelt vast dat verzoekster hiermee in wezen beoogt de juistheid van de uitspraak van 27 april 2005 ter discussie te stellen.
Het - bijzondere - rechtsmiddel van herziening is daarvoor echter niet bedoeld.
Verzoekster heeft er voorts op gewezen dat de brief van 19 juli 2002 van de gemeente Hoorn aan de woningbouwvereniging Maris nieuwe, voor de beoordeling van de zaak relevante, informatie bevat. De Raad stelt in dit verband vast dat, indien er al van zou moeten worden uitgegaan dat verzoekster vóór de uitspraak van 27 april 2005 met (de inhoud van) deze brief niet bekend was of redelijkerwijs niet bekend had kunnen zijn, de inhoud van deze brief indien die bij de Raad bekend was geweest niet tot een andere uitspraak zou hebben geleid. Derhalve is niet voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling is geen grond.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter en R.M. van Male en H.J. de Mooij als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2006.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R.L. Rijnen.