ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0183
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J. Janssen
- M.C. Bruning
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 november 2004, waarin het beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv ongegrond werd verklaard. De intrekking vond plaats per 19 februari 2003, na een besluit van het Uwv op 7 augustus 2003, waarin het bezwaar van appellante tegen deze intrekking werd afgewezen. Appellante had een uitkering ontvangen die was berekend op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 11 oktober 2006 geoordeeld dat appellante in hoger beroep dezelfde gronden aanvoert als in de eerdere procedure, maar dat zij haar grieven tegen de medische beoordeling niet heeft onderbouwd met relevante medische gegevens. De Raad concludeert dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende is onderbouwd en dat er een deugdelijke heroverweging heeft plaatsgevonden door de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken.