ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0134
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Beperking kennisneming medische stukken in WAO-zaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het bezwaar van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 10 maart 2003 het bezwaar van appellante tegen de toekenning van een WAO-uitkering aan een werknemer afgewezen. Appellante, vertegenwoordigd door mr. J. In ’t Ven, stelde dat zij niet in staat was om deugdelijke gronden tegen de toekenning van de WAO-uitkering te formuleren, omdat zij geen toegang had tot de medische gegevens van de werknemer. De werknemer had geen toestemming gegeven voor inzage in zijn medische gegevens, wat leidde tot een beperking van de kennisneming voor appellante.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de beperking van kennisname van de medische stukken door appellante gerechtvaardigd was in het belang van de privacy van de werknemer. De Raad benadrukte dat de werkgever niet op gelijke voet kan deelnemen aan het geding zonder toegang tot deze gegevens, maar dat dit niet noodzakelijkerwijs leidt tot een onevenredig nadelige positie. De Raad bevestigde dat de gemachtigde van appellante, in dit geval een advocaat, in staat moet worden geacht om de belangen van appellante adequaat te behartigen, eventueel met hulp van een arts.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling volgde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden, en werd openbaar uitgesproken op 6 oktober 2006.