ECLI:NL:CRVB:2006:AY8998
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering wegens criminele activiteiten en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellant ontving bijstand op basis van de Algemene bijstandswet (Abw) voor de periode van 9 september 1996 tot 26 oktober 2001. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage heeft de bijstand van appellant herzien en teruggevorderd, omdat appellant inkomsten uit criminele activiteiten had ontvangen zonder dit te melden. Het College heeft op 28 juli 2003 besloten de bijstand over de periode van 1 januari 1999 tot 25 oktober 2001 in te trekken en een bedrag van € 26.223,28 teruggevorderd. Tevens is er een boete opgelegd van € 2.266,-- wegens schending van de inlichtingenverplichting.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het besluit van 6 april 2005, waarin een maatregel van 30% van de bijstandsnorm werd opgelegd, onvoldoende was gemotiveerd. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het besluit van 6 april 2005 gegrond. Het College moet een nieuw besluit op bezwaar nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Daarnaast wordt het College veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,--, en moet de gemeente ’s-Gravenhage het griffierecht van € 140,-- vergoeden aan appellant.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken op 26 september 2006.