ECLI:NL:CRVB:2006:AY8554
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- C. van Viegen
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen mr. A.B.J. van der Ham door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft verzoeker op 12 mei 2006 verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 21 maart 2006. Verzoeker werd uitgenodigd om op 11 juli 2006 te worden gehoord over dit verzet, waarbij mr. A.B.J. van der Ham als voorzitter van de enkelvoudige kamer was aangewezen. Verzoeker heeft echter verzocht om mr. Van der Ham te wraken. Op 8 augustus 2006 vond een zitting plaats, maar zowel verzoeker als mr. Van der Ham zijn niet verschenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen het wettelijke kader van wraking uiteengezet, met name artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De Raad benadrukt dat de wrakingsgrond specifiek betrekking moet hebben op de persoon van de rechter en niet op het rechterlijk college als geheel.
Na beoordeling van de argumenten van verzoeker, concludeert de Raad dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat mr. Van der Ham niet onpartijdig zou kunnen oordelen in de zaak van verzoeker. De Raad wijst het verzoek om wraking af en bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van mr. Van der Ham in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 22 augustus 2006, door de voorzitter en twee leden van de Centrale Raad van Beroep, met de griffier aanwezig.