ECLI:NL:CRVB:2006:AY6842
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Weigering kwijtschelding studieschuld en draagkrachtmeting ex-studerende
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 12 oktober 2004 een eerdere beslissing van de IB-Groep heeft vernietigd. De IB-Groep had op 19 augustus 2003 besloten dat de bezwaren van de appellant tegen eerdere besluiten deels gegrond en deels ongegrond waren. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde ingangsdatum van de draagkrachtmeting, die door de IB-Groep was vastgesteld op 1 januari 2003. De rechtbank oordeelde dat de termijn van 15 jaar voor de aflossing van de studieschuld per 1 januari 2003 niet was verstreken, wat de IB-Groep vervolgens accepteerde.
In hoger beroep heeft de appellant zich gericht op de weigering van de IB-Groep om de achterstallige termijnen van zijn studieschuld kwijt te schelden. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, voor zover deze was aangevochten. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat hij niet in staat was om zijn studieschuld af te lossen en dat onbekendheid met de regelgeving niet als excuus kon dienen. De Raad benadrukte dat de wetgeving rondom studiefinanciering en de bijbehorende draagkrachtmeting duidelijk was en dat de appellant op de hoogte had moeten zijn van zijn verplichtingen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter J. Janssen, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 augustus 2006. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regels van de draagkrachtmeting rechtvaardigden, en dat de appellant niet kon aantonen dat zijn financiële situatie zodanig was dat kwijtschelding van de studieschuld gerechtvaardigd was.