ECLI:NL:CRVB:2006:AY5358
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid per 20 december 2002
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 26 april 2004 haar beroep ongegrond verklaarde. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 6 juni 2003, waarin het Uwv zijn eerdere besluit van 17 januari 2003 handhaafde. Dit besluit weigerde appellante per 20 december 2002 een WAO-uitkering toe te kennen, omdat zij op die datum minder dan 15% arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 juli 2006 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad oordeelt dat de situatie per 20 december 2002 van doorslaggevend belang is en niet de situatie per maart 2003, zoals appellante betoogde. Appellante stelde dat zij leed aan een postnatale depressie, maar de Raad vond geen steun voor het standpunt dat deze depressie zich eerder had geopenbaard dan in maart 2003. De verklaringen van de psycholoog en de kinder- en jeugdpsychiater gaven geen aanleiding om aan te nemen dat appellante in september 2002 al symptomen van een postnatale depressie vertoonde. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij de feiten en omstandigheden zoals vermeld in de aangevallen uitspraak als vaststaand werden aangenomen. De Raad schaarde zich achter de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen aanleiding gaven tot een ander oordeel.