ECLI:NL:CRVB:2006:AY4917

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6025 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege de niet-tijdige betaling van het griffierecht. De rechtbank had appellant eerder in een schrijven op 7 juni 2005 geïnformeerd dat zijn beroep niet in behandeling kon worden genomen voordat het griffierecht van € 37,-- was betaald. Ondanks herhaalde aanmaningen, waaronder een aangetekend schrijven op 13 juli 2005, heeft appellant het griffierecht pas vlak voor de zitting op 9 juni 2006 betaald.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij appellant aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door J. de Graaf. Appellant voerde aan dat hij problemen had met de betaling van het griffierecht, omdat dit op een bankrekening moest worden voldaan in plaats van op een girorekening. Hij had ook contact opgenomen met de rechtbank om te vragen of hij het griffierecht bij de balie kon betalen.

De Raad oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van appellant was om ervoor te zorgen dat de betaling tijdig werd ontvangen door de rechtbank. De Raad benadrukte dat appellant voldoende tijd had gehad om het griffierecht te betalen en dat de rechtbank duidelijk had gemaakt dat niet-tijdige betaling zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.

Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter, met J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, en in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven op 21 juli 2006.

Uitspraak

05/6025 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 september 2005, 05/1933 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv),
Datum uitspraak: 21 juli 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep van appellant niet-ontvankelijk is verklaard wegens niet tijdige betaling van het griffierecht.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 9 juni 2006, waar appellant is verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door J. de Graaf.
II. OVERWEGINGEN
De rechtbank heeft appellant bij schrijven van 7 juni 2005, verzonden op 9 juni 2005, medegedeeld dat zijn beroep, gericht tegen een besluit van het Uwv van 22 april 2005, niet in behandeling kan worden genomen voordat het verschuldigde griffierecht van € 37,-- is betaald. Bij aangetekend schrijven van 13 juli 2005 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat, indien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven of gestort, het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 13 juli 2005 gestelde termijn is betaald.
De rechtbank heeft voorts overwogen dat haar niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan appellant redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.
Vervolgens heeft de rechtbank appellants beroep – overigens zonder toepassing te geven aan artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht – niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft ook in hoger beroep aangevoerd dat het niet mogelijk is gebleken het griffierecht bij het postkantoor te betalen, aangezien het bedrag op een bankrekening in plaats van op een girorekening moest worden betaald. Vervolgens heeft appellant gebeld met de rechtbank en geïnformeerd naar de mogelijkheid om het griffierecht bij de balie van de rechtbank te betalen. Aangezien appellant niet meer aan de gestelde termijn heeft gedacht, is het verschuldigde griffierecht eerst vlak voor aanvang van de behandeling ter zitting betaald.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het op de weg van appellant had gelegen een zodanige wijze van betaling te kiezen dat tijdige ontvangst van het griffierecht door de rechtbank verzekerd was geweest. De Raad weegt daarbij mee dat in de brief van 13 juli 2005 duidelijk staat vermeld dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken is betaald. Appellant heeft bovendien bij elkaar ruim acht weken de tijd gehad om – tijdig – te betalen.
Op grond van het vorenstaande komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2006.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
MH