ECLI:NL:CRVB:2006:AY4878
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake AAW-uitkering en schadevergoeding door onrechtmatig besluit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft een AAW-uitkering die aan betrokkene, die geheel arbeidsongeschikt is, is geweigerd op basis van een besluit van 26 juli 1990. Betrokkene heeft in 1988 een uitkering aangevraagd, maar deze werd geweigerd. Na verschillende rechtsprocedures en besluiten, waaronder een besluit van 5 april 1994, heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2006 geoordeeld dat het hoger beroep van het Uwv slaagt. De Raad oordeelt dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden en dat het inleidend beroep van betrokkene alsnog ongegrond verklaard dient te worden.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat de schade die betrokkene heeft geleden, voortvloeit uit het onrechtmatige besluit van 26 juli 1990. De Raad stelt vast dat zonder een voorafgaande aanmaning en ingebrekestelling er geen verplichting bestaat om wettelijke rente te vergoeden. De Raad concludeert dat de wettelijke rente pas verschuldigd is na een aanmaning en ingebrekestelling, zoals bepaald in artikel 1286 van het oude Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank, die oordeelde dat het Uwv vanaf 1 mei 1994 wettelijke rente verschuldigd was, niet standhoudt.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving omtrent schadevergoeding en wettelijke rente in het bestuursrecht. De Raad ziet geen aanleiding om de kosten van de procedure te vergoeden aan betrokkene, aangezien het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de voorzitter en de leden van de meervoudige kamer aanwezig waren.