ECLI:NL:CRVB:2006:AY3964
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning ouderdomspensioen op basis van onvoldoende bewijs van verzekerde periode in Nederland
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1937 of 1927, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2005. Hij verzocht de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een uitkering op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW), waarbij hij stelde dat hij van 9 september 1969 tot 16 december 1971 in Nederland had gewoond en gewerkt. Appellant claimde werkzaam te zijn geweest bij de fabrieken Mondos en Teissen in Venlo en bij Port Service in Amsterdam. Echter, hij kon geen bewijsstukken overleggen die zijn dienstbetrekkingen konden onderbouwen. De Svb voerde een onderzoek uit en concludeerde dat appellant niet in de administratie van relevante instanties voorkwam en niet verzekerd was op basis van het Marokkaanse recht.
Op 9 oktober 2003 weigerde de Svb appellant een ouderdomspensioen toe te kennen, omdat hij niet had aangetoond dat hij tussen zijn 15e verjaardag en het bereiken van de 65-jarige leeftijd in Nederland had gewoond en gewerkt. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak, waarbij zij stelde dat er geen verifieerbare gegevens waren die de claims van appellant konden ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat appellant niet verzekerd kon worden geacht op basis van de relevante wetgeving en verdragen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de Svb terecht had geweigerd om aan appellant een ouderdomspensioen toe te kennen, gezien het ontbreken van bewijs voor de gestelde verzekerde periode in Nederland. De Raad vond geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af. Tevens werd er geen vergoeding van proceskosten toegekend op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.