ECLI:NL:CRVB:2006:AY3899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van de rechtbank Arnhem inzake WAO-uitkering en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant werd vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had eerder de uitkering van appellant, die was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, per 12 maart 2001 verlaagd naar 15 tot 25%. Na bezwaar van appellant werd deze beslissing in een bestreden besluit van 28 november 2002 gewijzigd naar 25 tot 35% arbeidsongeschiktheid. Echter, op 22 mei 2006 heeft het Uwv een nieuw besluit genomen, waarin werd medegedeeld dat de uitkering onveranderd blijft op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Appellant heeft hierop hoger beroep ingesteld, waarbij zijn gemachtigde verzocht om vergoeding van proceskosten en wettelijke rente over de nog te betalen uitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het bestreden besluit door het Uwv is ingetrokken en dat appellant belang heeft bij de vernietiging van de aangevallen uitspraak. De Raad heeft de vordering van appellant om toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegewezen, omdat het gewijzigde besluit van het Uwv volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van appellant. Tevens heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 322,- voor zowel het beroep als het hoger beroep. Daarnaast is de vordering van appellant voor vergoeding van de kosten van een rapport van prof. dr. M. Kuilman toegewezen, met een forfaitaire vergoeding van € 1.035,68.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 14 juli 2006, waarbij de Raad de aangevallen uitspraak heeft vernietigd, het beroep gegrond heeft verklaard en het Uwv heeft veroordeeld tot vergoeding van de schade en het betaalde griffierecht van € 111,- aan appellant.