ECLI:NL:CRVB:2006:AY3555
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-besluit en gevolgen voor beroepsprocedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 13 juni 2003, waarin de rechtbank oordeelde dat de intrekking van een WAO-besluit door het Uwv als niet gedaan moest worden beschouwd. Appellant had in eerste instantie een WAO-uitkering toegekend gekregen met een arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80% per 10 juli 2000. Het Uwv had echter op 6 mei 2002 dit besluit ingetrokken, maar later weer bevestigd. Appellant was van mening dat het Uwv niet van de intrekking mocht terugkomen en dat er sprake was van dwaling. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de intrekking van het besluit niet ongedaan kon worden gemaakt, omdat het Uwv een fout had gemaakt die aan hen kon worden toegerekend. De rechtbank had ten onrechte de intrekking als niet gedaan beschouwd, wat leidde tot een onterecht voortgezette beroepsprocedure. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het besluit van 6 mei 2002 niet-ontvankelijk. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die op € 966,-- werden begroot, en het griffierecht van € 87,-- moest worden vergoed. De uitspraak werd gedaan op 10 juli 2006.