ECLI:NL:CRVB:2006:AY3551
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- M.C.T.M. Sonderegger
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies in verband met obstructief slaapapneusyndroom
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die lijdt aan obstructief slaapapneusyndroom (OSAS). De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) had de uitkering van betrokkene herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank Haarlem die het beroep gegrond verklaarde en het bestreden besluit vernietigde. De rechtbank oordeelde dat de medische grondslag van het besluit niet juist was, omdat betrokkene niet adequaat behandeld werd voor zijn OSAS. De rechtbank volgde het oordeel van de door haar benoemde deskundige, die concludeerde dat de beperkingen van betrokkene niet correct waren weergegeven in het belastbaarheidspatroon.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de deskundige van mening was dat de beperkingen van betrokkene alleen correct konden worden vastgesteld bij een optimale behandeling van het OSAS, wat in dit geval niet het geval was. De Raad benadrukte dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige doorgaans gevolgd wordt, tenzij er feiten zijn die dit rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene in werkelijkheid hoger was dan door het UWV vastgesteld.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het UWV verantwoordelijk is voor de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 322,-. Tevens werd bepaald dat het UWV een griffierecht van € 422,- moet betalen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de zaak in het openbaar bespraken.