ECLI:NL:CRVB:2006:AY3543

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/6098 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 augustus 2005. De Raad had eerder, op 6 januari 2006, het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, wat leidde tot een nieuwe behandeling van de zaak op 29 mei 2006. Tijdens deze zitting zijn beide partijen niet verschenen.

De appellant stelde in zijn verzetschrift dat hij het beroepschrift op 7 oktober 2005 ter post had bezorgd en dat het op 14 oktober 2005 door de Raad was ontvangen. Hij voerde aan dat hij de uitspraak van de Raad pas na 8 kalenderdagen had ontvangen. De Raad heeft echter vastgesteld dat de enveloppe met het beroepschrift op 12 oktober 2005 was afgestempeld, wat betekent dat het niet aannemelijk is dat het beroepschrift vóór het verstrijken van de beroepstermijn op 11 oktober 2005 ter post is bezorgd. De Raad heeft geen redenen gevonden om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen.

Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M.C.T.M. Sonderegger. De Raad heeft ook overwogen dat de argumenten van de appellant over de rechtsgeldigheid van de uitspraak niet tot gegrondverklaring van het verzet leiden, aangezien het originele exemplaar van de uitspraak correct is ondertekend.

Uitspraak

05/6098 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], Frankrijk (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 augustus 2005, 04/1548 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak: 10 juli 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 6 januari 2006 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 6 januari 2006 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 29 mei 2006, waar beide partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 6 januari 2006 berust hierop, dat het beroepschrift onverschoonbaar te laat is ingediend.
Ten gevolge van het gedane verzet dient de Raad thans de vraag te beantwoorden of het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
In het verzetschrift heeft appellant aangegeven dat hij het beroepschrift op 7 oktober 2005 ter post heeft bezorgd, dat de Franse post de enveloppe heeft voorzien van een post-datumstempel en dat het beroepschrift 7 kalenderdagen later op 14 oktober 2005 ter griffie van de Raad is ontvangen. Daarbij heeft appellant erop gewezen dat hij de uitspraak van de Raad eerst na 8 kalenderdagen heeft ontvangen.
De Raad stelt vast dat de enveloppe waarin het beroepschrift zich bevond op 12 oktober 2005 is voorzien van een sticker voor betaalde post en aangetekende verzending en vervolgens ook op diezelfde datum is afgestempeld, zodat het niet aannemelijk is te achten dat appellant het beroepschrift vóór het einde van de beroepstermijn, welke eindigde op 11 oktober 2005, ter post heeft bezorgd. Een reden waarom deze termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn te achten, is niet gesteld en daarvan is de Raad evenmin gebleken.
Hetgeen appellant verder in zijn verzetschrift heeft aangevoerd, te weten dat de uitspraak van de Raad niet rechtsgeldig is aangezien het door hem ontvangen exemplaar niet getekend is, leidt evenmin tot gegrondverklaring van het verzet.
De Raad overweegt hiertoe dat het originele exemplaar van de uitspraak wordt ondertekend door zowel de voorzitter als de griffier en dat partijen een afschrift (géén foto-kopie) van de uitspraak krijgen toegezonden.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2006.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
MH