ECLI:NL:CRVB:2006:AY0123
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens vervallen procesbelang na tegemoetkoming in bezwaren
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam had de bijstand van appellant verlaagd omdat hij naar hun mening verwijtbaar had geweigerd passend werk te aanvaarden. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het College verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing gegrond verklaard en het besluit van het College vernietigd. Appellant is vervolgens in hoger beroep gegaan.
Tijdens het hoger beroep heeft het College op 24 april 2006 opnieuw op het bezwaar van appellant beslist en hem volledig tegemoetgekomen door de eerdere beslissing te herroepen en de bijstand over april 2004 alsnog uit te betalen. Appellant heeft echter aangegeven dat hij een uitspraak van de Raad wenst, met name over de gemaakte proceskosten in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er met het besluit van 24 april 2006 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. Hierdoor is er geen procesbelang meer bij een beoordeling van de eerdere uitspraak en het besluit van 30 september 2004. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het College veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 13 juni 2006, waarbij de kosten van het griffierecht ook door de gemeente Rotterdam aan appellant moeten worden vergoed.