ECLI:NL:CRVB:2006:AX9305

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-1953 WTS
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de VO18+ toelage op basis van niet-geschikte opleiding en vertrouwensbeginsel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, die een tegemoetkoming in de studiekosten, de VO18+-toelage, heeft aangevraagd. Appellante volgt een opleiding aan het Instituut Heilig Graf te Kinrooi, België, maar de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) heeft deze aanvraag afgewezen. De IB-Groep stelde dat de opleiding niet voldoet aan de voorwaarden van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos). Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Groningen bevestigde deze beslissing en oordeelde dat het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel niet opging, omdat de informatie die zij had ontvangen van de IB-Groep te algemeen was en niet specifiek op haar situatie was toegespitst.

Tijdens de zitting op 28 april 2006 was appellante niet aanwezig, maar de IB-Groep werd vertegenwoordigd door mr. P. E. Merema. Appellante voerde in hoger beroep aan dat zij mocht vertrouwen op eerdere correspondentie van de IB-Groep, waarin zij dacht recht te hebben op de tegemoetkoming. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de door appellante overgelegde brieven van de IB-Groep geen concrete toezeggingen bevatten die haar recht op de tegemoetkoming konden onderbouwen.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2006, met M.C.T.M. Sonderegger als griffier. De Raad concludeert dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed.

Uitspraak

05/1953 WTS
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats], België (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 15 februari 2005, 04/387 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep),
Datum uitspraak: 9 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2006. Appellante is niet verschenen. De IB-groep was vertegenwoordigd door mr. P. E. Merema.
II. OVERWEGINGEN
Appellante, geboren op 14 oktober 1985, is in september 1998 begonnen met de opleiding Sociaal-technische wetenschappen aan het Instituut Heilig Graf te Kinrooi, België. Bij aanvraagformulier van 5 januari 2004 heeft zij een tegemoetkoming in de studiekosten voor scholieren van 18 jaar en ouder, de zogenoemde VO18+-toelage, aangevraagd vanaf de maand dat zij er recht op heeft.
Bij primair besluit van 21 januari 2004 heeft de IB-Groep geweigerd om een tegemoetkoming toe te kennen omdat appellante onderwijs volgt waarvoor geen tegemoetkoming mogelijk is.
Het hiertegen ingediende bezwaarschrift is ongegrond verklaard bij besluit van 19 maart 2004 (hierna: het bestreden besluit) onder de overweging dat de opleiding Sociaal-technische wetenschappen aan het Instituut Heilig Graf te Kinrooi in België niet voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 2.9 en 2.10 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos).
De rechtbank Groningen heeft bij bovengenoemde uitspraak het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard waartoe zij onder meer heeft overwogen dat het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel faalt.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij, gelet op de inhoud van de brieven van de IB-groep van 17 juni 2003 en 24 september 2003, erop mocht vertrouwen dat zij aanspraak heeft op de tegemoetkoming VO18+. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte overwogen dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt en ten onrechte het beroep ongegrond verklaard.
De Raad is van oordeel dat het hoger beroep niet kan slagen. De Raad verwijst dan ook naar de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de brochures van de IB-Groep en stelt zich volledig achter deze overwegingen. De door appellante overgelegde brieven van de IB-Groep zijn weliswaar op haar naam gesteld, maar bevatten – evenals de brochures – slechts algemene, niet op de situatie van appellante toegespitste informatie, en geen concrete, aan appellante gedane toezeggingen
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2006.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
MK