ECLI:NL:CRVB:2006:AX9304

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-6740 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2006 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 26 augustus 2005. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2004, maar haar hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend, waarbij zij aanvoerde dat zij een familielid in Nederland had gevraagd om het griffierecht te voldoen, maar dat dit niet was gelukt. Ze verzocht de Raad om een nieuwe acceptgirokaart zodat zij alsnog het griffierecht kon betalen.

Tijdens de zitting op 28 april 2006 zijn zowel appellante als de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in haar verzetschrift geen verontschuldigingen heeft aangedragen voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. De Raad oordeelt dat het risico van het niet betalen van het griffierecht voor rekening van appellante komt, ook al was zij bereid om het griffierecht alsnog te voldoen. De termijn voor betaling was immers al verstreken.

Gelet op deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.J.H. Doornewaard als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier M.C.T.M. Sonderegger.

Uitspraak

04/6740 ANW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2004, 03/2886 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank
Datum uitspraak: 9 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 26 augustus 2005 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 26 augustus 2005 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 28 april 2006, waar appellante noch de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 26 augustus 2005 berust hierop, dat het griffierecht niet binnen de aan appellante gestelde termijn is betaald.
In het verzetschrift heeft appellante aangegeven dat zij een familielid in Nederland heeft gevraagd het griffierecht te voldoen maar dat dit niet is gelukt. Daarbij heeft appellante de Raad verzocht een nieuwe acceptgirokaart toe te zenden zodat zij het griffierecht alsnog kan betalen.
De Raad stelt vast dat appellante in verzet niets heeft aangevoerd dat kan dienen als verontschuldiging voor het niet binnen de gestelde termijn hebben betaald van het griffierecht. Het komt voor rekening en risico van appellante als een familielid dat zij inschakelt het gevraagde niet uitvoert. De Raad weegt daarbij mee dat de bereidheid van appellante om alsnog het griffierecht te voldoen geen afbreuk doet aan de uitspraak waarvan verzet. De termijn om te het griffierecht te voldoen is immers (allang) verstreken.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en
I.M.J. Hilhorst-Hagen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2006.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
MK