ECLI:NL:CRVB:2006:AX9280
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van de Vos
- R.C. Stam
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Overschrijding bezwaartermijn en niet-ontvankelijkheid van bezwaar in sociale zekerheidsrecht
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 13 januari 2005, waarin zijn bezwaar tegen een eerder besluit van 25 april 2003 niet-ontvankelijk werd verklaard wegens te late indiening. Het Uwv had het besluit van 25 april 2003 bekendgemaakt, maar het bezwaarschrift van appellant, dat op 27 mei 2003 zou zijn verzonden, was niet ontvangen. Appellant heeft op 1 oktober 2004 bij het Uwv geïnformeerd naar de status van zijn bezwaarschrift, maar het Uwv kon geen bewijs van ontvangst overleggen.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 juni 2006 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 12 mei 2006 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. P.A.A. Soer. De Raad oordeelde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, omdat niet kon worden aangetoond dat het voor het verstrijken van de termijn was verzonden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die had geoordeeld dat het Uwv artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet had geschonden en dat het Uwv op grond van artikel 7:3 van de Awb af kon zien van het horen van appellant.
De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien de brief van 27 mei 2003 niet aangetekend was verzonden en het risico van niet-ontvangst voor rekening van appellant kwam. De verklaring van de voormalige accountant van appellant werd als onvoldoende beschouwd om aan te nemen dat het bezwaarschrift daadwerkelijk was verzonden. Het hoger beroep werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.