ECLI:NL:CRVB:2006:AX8483

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-3137 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies in het kader van de WAO

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, die op 12 mei 2004 het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had in dat besluit, gedateerd op 14 februari 2003, de arbeidsongeschiktheid van appellant vastgesteld op 25-35% en een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegekend met ingang van 13 december 2002. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de gezondheidstoestand van appellant correct had ingeschat en dat de door het Uwv geselecteerde functies, waaronder die van machinaal metaalbewerker, niet onjuist waren beoordeeld. Appellant stelde echter dat hij meer beperkingen had en dat hij de geduide functies niet kon verrichten vanwege zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal. Hij verzocht ook om de benoeming van een medisch deskundige.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten boden die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad voegde hieraan toe dat de belasting van de functies aardappelsorteerder, lederbewerker en confectie-, meubel-, dekkledennaaister niet boven de belastbaarheid van appellant uitging. De Raad nam ook in overweging dat de functies eenvoudige routinematige productiefuncties zijn, waarvoor de kennis van de Nederlandse taal van appellant voldoende werd geacht. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een medisch deskundige te benoemen, aangezien de rapporten van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts voldoende gemotiveerd waren en er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die tot een ander oordeel zou leiden.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met D.J. van der Vos als voorzitter, en R.C. Stam en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2006, in aanwezigheid van griffier J.P. Mulder. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

04/3137 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 12 mei 2004, 03/389 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv),
Datum uitspraak: 9 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.P.H. Sanders, advocaat te Doetinchem, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2006.
Appellant is in persoon verschenen, vergezeld van E. Tulgut, wonende te Doetinchem. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Diekema.
II. OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv van 14 februari 2003 ongegrond verklaard. Bij dit besluit heeft het Uwv zijn besluit van 11 november 2002 gehandhaafd, waarbij aan appellante een uitkering ingevolge de Wet op een arbeidsongeschiktheidsverzekering is toegekend met ingang van 13 december 2002 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat het Uwv de gezondheidstoestand en de daaruit voort-vloeiende beperkingen van appellant niet onjuist heeft ingeschat. De informatie van de huisarts is door de verzekeringsarts bij zijn oordeel betrokken en appellant heeft geen andere medische gegevens overgelegd. Ten aanzien van de arbeidskundige onderbouwing van het besluit van 14 februari 2003 heeft de rechtbank vastgesteld dat de functie machinaal metaalbewerker ten onrechte is geduid. De rechtbank is van oordeel dat de functies aardappelsorteerder, lederbewerker en confectie-, meubel- dekkledennaaister aan de schatting ten grondslag gelegd moeten en kunnen worden.
Appellant heeft tegen deze uitspraak aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft. Daardoor en doordat hij onvoldoende Nederlands spreekt kan hij de geduide functies niet verrichten. Hij heeft voorts verzocht een medisch deskundige te benoemen. Tenslotte heeft hij aangevoerd dat er geen schriftelijke informatie van de huisarts is, waardoor hij die informatie niet kan verifiëren.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
De Raad voegt daar het volgende aan toe.
De rapporten van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zijn voldoende gemotiveerd. De verzekeringsarts heeft informatie ingewonnen bij de huisarts en de bevindingen van de huisarts in zijn rapportage weergegeven. De Raad heeft geen aanleiding aan die weergave te twijfelen. Appellant heeft ook in hoger beroep geen medische informatie overgelegd die leidt tot een ander oordeel. De huisarts heeft met betrekking tot de diabetes en hoge bloeddruk van appellant aangegeven dat deze goed gereguleerd zijn; verder zijn er geen aanwijzingen voor longpathologie; de röntgenfoto’s van de LWK lieten een versmalling van de discus zien op het niveau L4-L5 en enige spondylotische haakvorming. Met de beperkingen als gevolg van de rugklachten is naar het oordeel van de Raad in de Functionele Mogelijkheden Lijst voldoende rekening gehouden; niet gebleken is dat de overige klachten tot relevante beperkingen voor het verrichten van arbeid leiden.
In het vorenstaande ligt ook besloten dat de Raad geen aanleiding ziet voor het benoemen van een medisch deskundige.
Met betrekking tot de arbeidskundige kant van de beoordeling overweegt de Raad nog dat de belasting van de functies aardappelsorteerder, lederbewerker en confectie-, meubel-, dekkledennaaister de belastbaarheid van appellant niet overschrijdt. In die functies wordt zijn rug niet te veel belast onder meer doordat sprake is van voldoende afwisseling in lopen/staan en zitten.
Appellant heeft tevens naar voren gebracht dat hij moeite heeft met de Nederlandse taal. Het Uwv heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de aan appellant voorgehouden functies net zoals zijn maatmanfunctie eenvoudige routinematige productiefuncties zijn waarbij hooguit een eenvoudige schriftelijke of mondelinge instructie is vereist. Appellants kennis van de Nederlands taal acht het Uwv zeker voldoende. De Raad sluit zich hierbij aan en neemt daarbij tevens in aanmerking dat appellant blijkens de rapportage van de arbeidsdeskundige van 9 oktober 2002 voor zijn werkgever wel eens als tolk is opgetreden.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Mulder als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2006.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) J.P. Mulder.