ECLI:NL:CRVB:2006:AX6778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- R.H.M. Roelofs
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een WWB-aanvraag en de gevolgen van het niet verstrekken van noodzakelijke gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van een aanvraag om gezinsbijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). De appellant, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond, had de aanvraag van betrokkene buiten behandeling gesteld omdat deze niet binnen de gestelde termijn de noodzakelijke gegevens had aangeleverd. Betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, heeft hiertegen beroep aangetekend. De voorzieningenrechter van de rechtbank had eerder geoordeeld dat betrokkene voldoende duidelijkheid had verschaft over zijn verblijf in het Verenigd Koninkrijk en zijn financiële situatie, waardoor het recht op bijstand per 25 mei 2004 kon worden vastgesteld.
De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter, waarbij werd vastgesteld dat appellant onvoldoende had aangetoond dat betrokkene niet in toereikende mate had meegewerkt aan het verstrekken van de benodigde gegevens. De Raad oordeelde dat het bestuursorgaan, bij twijfel, verplicht is om nader onderzoek te doen naar de financiële situatie van de aanvrager. De Raad concludeerde dat er geen concrete aanwijzingen waren dat betrokkene ten tijde van de aanvraag over middelen beschikte die aan bijstandsverlening in de weg stonden.
De Raad oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Tevens werd appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die werden vastgesteld op € 644,--. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het beoordelen van aanvragen voor bijstandsverlening en de verplichting van bestuursorganen om adequaat onderzoek te doen naar de omstandigheden van de aanvrager.