ECLI:NL:CRVB:2006:AX5821

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-5913 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vergoeding voor endoscopische laseroperatie aan de wervelkolom onder de Ziekenfondswet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die verzekerd was onder de Ziekenfondswet (Zfw), tegen de afwijzing van zijn verzoek om vergoeding van kosten voor een endoscopische laseroperatie aan de wervelkolom. Appellant had in 1996 en 1998 operaties ondergaan voor rugklachten, maar bleef last houden van rug- en beenklachten. Na behandeling in Nederland, consulteerde hij op 15 maart 2002 de orthopedisch chirurg drs. E.P. Abbink in Duitsland, die aangaf dat twee operaties noodzakelijk waren. Appellant verzocht het Ziekenfonds op 15 april 2002 om vergoeding van deze operaties, maar het Ziekenfonds wees deze aanvraag af op 22 mei 2002.

Appellant maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het Ziekenfonds verklaarde dit bezwaar ongegrond op 7 februari 2003, met de motivatie dat de endoscopische laseroperatie niet als gebruikelijke behandeling werd beschouwd. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat de ELF-behandeling als gebruikelijke behandeling moet worden aangemerkt, onderbouwd met publicaties.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Ziekenfonds terecht had afgewezen, omdat er geen sprake was van een gebruikelijke behandeling op het moment van de aanvraag. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die eerder had geoordeeld dat de operatie niet door de internationale medische gemeenschap als voldoende beproefd werd beschouwd. De Raad nam daarbij in overweging dat het College voor Zorgverzekeringen (CvZ) in zijn adviezen had geconcludeerd dat de ELF-behandeling niet als gebruikelijk kon worden aangemerkt, en dat er nog geen definitieve resultaten beschikbaar waren van relevante studies.

Uitspraak

03/5913 ZFW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 22 oktober 2003, 03/249 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
OWM Ziekenfonds Het Groene Land U.A., gevestigd te Zwolle (hierna: Ziekenfonds)
Datum uitspraak: 3 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. G. van Leeuwen, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Ziekenfonds heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2006. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door
\mr. drs. J.G.C. van Schaik, juridisch adviseur te Rozendaal. Het Ziekenfonds heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W. Autar, werkzaam bij het Ziekenfonds.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant, ten tijde in geding verzekerd ingevolge de - inmiddels vervallen - Ziekenfondswet (Zfw), is in 1996 en 1998 geopereerd in verband met rugklachten. Nadien bleven rug- en beenklachten bestaan. Nadat appellant was uitbehandeld in Nederland voor zijn rug- en beenklachten, heeft hij op 15 maart 2002 de orthopedisch chirurg drs. E.P. Abbink te Gescher (Duitsland) geconsulteerd. Deze arts heeft bij brief aan appellant van 18 maart 2002 aangegeven dat er sprake is van afwijkingen in het wervelkanaal en de uitgangen voor de zenuwen op de niveaus L4-5 en L5-S1 en dat twee operaties noodzakelijk zijn om de klachten te verminderen. De eerste operatie betreft een minimale invasieve, endoscopische, weefselsparende en laserondersteunde ingreep om de direct buiten de wervelkolom gelegen structuren te decomprimeren. Een tweede operatie is nodig om de structuren in het wervelkanaal te ontlasten.
Bij brief van 15 april 2002 heeft appellant het Ziekenfonds verzocht om vergoeding van de kosten verband houdende met de door drs. Abbink voorgestelde operaties.
Het Ziekenfonds heeft die aanvraag bij besluit van 22 mei 2002 afgewezen.
Op 24 juni 2002 en 8 juli 2002 hebben de genoemde operaties plaatsgehad.
Bij brief van 17 juni 2002 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 mei 2002. In het kader van de behandeling van het bezwaar heeft het College voor Zorgverzekeringen (CvZ) op 28 januari 2003 schriftelijk advies uitgebracht aan het Ziekenfonds.
Bij besluit van 7 februari 2003 (hierna: bestreden besluit) heeft het Ziekenfonds het bezwaar van appellant tegen het besluit van 22 mei 2002 ongegrond verklaard. Daarbij is aangegeven dat de endoscopische laseroperatie aan de wervelkolom naar de huidige stand van zaken nog geen gebruikelijke behandeling is.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft onder verwijzing naar de artikelen 8 en 9 van de Zfw, de artikelen 12 en 13 van het Verstrekkingenbesluit Ziekenfondsverzekering (Vb) en het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ) in de zaak Geraerts-Smits en Peerbooms overwogen dat beoordeeld dient te worden of de door appellant ondergane operatie - de endoscopische laser foraminoplastiek (ELF) - door de internationale kring van beroepsgenoten als voldoende beproefd en deugdelijk is bevonden en daarmee als gebruikelijk in de kring van beroepsgenoten aangemerkt moet worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Ziekenfonds genoemd criterium toegepast. Daarbij is verwezen naar het CVZ-advies van 26 november 2002
(RZA 2003/6). Ten slotte heeft de rechtbank het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen omdat niet is gebleken dat het door appellant aangevoerde geval gelijk is aan de situatie van appellant.
Appellant heeft in hoger beroep tegen deze uitspraak onder meer aangevoerd dat de ELF-behandeling als gebruikelijke behandeling moet worden aangemerkt en heeft ter staving publicaties overgelegd.
Het Ziekenfonds heeft gepersisteerd bij zijn in het bestreden besluit neergelegde standpunt en heeft commentaren van zijn medisch adviseurs Th. J. Kuiper en J. van Hooidonk van respectievelijk februari 2004 en 21 december 2005 overgelegd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
In hoger beroep spitst het geschil zich toe op de vraag of het Ziekenfonds zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat, ten tijde hier in geding, de ELF-behandeling niet als gebruikelijke behandeling kan worden aangemerkt.
Gelet op alle thans ter beschikking staande gegevens, is de Raad, evenals de rechtbank in de aangevallen uitspraak, met de strekking waarvan de Raad zich verenigt, tot het oordeel gekomen dat het Ziekenfonds bij het bestreden besluit terecht de aanvraag van appellant heeft afgewezen omdat geen sprake is van een gebruikelijke behandeling.
Daarbij heeft de Raad in aanmerking genomen:
- dat het CVZ in zijn advies van 28 januari 2003 onder verwijzing naar de stand van de internationale medische wetenschap heeft geoordeeld dat geen sprake is van een gebruikelijke behandeling;
- dat het CvZ dit standpunt reeds eerder had neergelegd in een advies van 26 november 2002 (RZA 2003/6);
- dat in de evaluatie van de Universiteit van Birmingham van juni 2001 - waarnaar is verwezen in het CvZ-advies van
26 november 2002 - is geconcludeerd dat tot het moment dat de resultaten van een geplande trial studie bekend zijn de ‘true impact’ van ELF niet bekend is en dat de resultaten van een randomised controlled trial (RCT) niet eerder beschikbaar is dan over 4 tot 6 jaar.
Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.I. ’t Hooft als voorzitter en H.J. de Mooij en F.J.L. Pennings als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2006.
(get.) M.I. ’t Hooft.
(get.) M. Renden.