ECLI:NL:CRVB:2006:AX3855

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-3116 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergoeding woningaanpassingen voor rolstoelgebruiker

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Noorder-Koggenland tegen een uitspraak van de rechtbank van 23 april 2004. De zaak betreft de weigering van appellant om betrokkene, een rolstoelgebruiker, een vergoeding te verstrekken voor het laten uitbouwen van zijn woning. Betrokkene woont sinds 1 februari 2003 in zijn woning en heeft op verzoek van appellant advies gevraagd over noodzakelijke woningaanpassingen. Het Zorgloket Regionaal Indicatieorgaan West-Friesland (Rio) heeft op 12 augustus 2003 advies uitgebracht, waarin werd gesteld dat de woning aan de minimale eisen voldoet, maar dat de ruimte te klein is voor rolstoelgebruik. Appellant heeft vervolgens op 12 september 2003 een vergoeding voor enkele woningaanpassingen toegekend, maar de aanvraag voor de uitbouw afgewezen, omdat de woning volgens hem aan de eisen voldoet.

De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van 15 januari 2004 van appellant vernietigd, omdat dit besluit een motiveringsgebrek vertoonde. Appellant is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het besluit van appellant onvoldoende gemotiveerd was. De Raad heeft het advies van ADCO, dat de woning te klein is voor rolstoelgebruik, als voldoende onderbouwd beschouwd. De Raad heeft geoordeeld dat appellant een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, waarbij de eerdere weigering van de vergoeding voor de uitbouw niet kan worden gehandhaafd.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en legt appellant op om een nieuw besluit te nemen, zonder dat er aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De Raad benadrukt dat de uitspraak niet betekent dat betrokkene automatisch recht heeft op de gevraagde woningaanpassingen.

Uitspraak

04/3116 WVG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Noorder-Koggenland te Midwoud (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 23 april 2004, 04/210 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant
Datum uitspraak: 10 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2006. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door P. Reijnen, werkzaam bij de gemeente Noorder-Koggenland. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Sedert 1 februari 2003 woont betrokkene in de woning [aan het adres] te [woonplaats]. Op verzoek van appellant heeft het Zorgloket Regionaal Indicatieorgaan West-Friesland (hierna: Rio) op 12 augustus 2003 advies uitgebracht over de vraag welke woningaanpassingen, gelet op door betrokkene in zijn woning ondervonden beperkingen, noodzakelijk zijn. In dat kader heeft het Rio aan Advies Consult samenwerkingsverband voor advisering aanpassingen WVG en AWBZ (hierna: ADCO) opdracht gegeven ergotherapeutisch advies uit te brengen. ADCO heeft in zijn advies van 17 juli 2003 aangegeven dat de totale oppervlakte van de woonkamer en de keuken van 24,32 m² bedraagt en mitsdien beantwoordt aan de minimale afmetingen, gesteld in het Handboek Toegankelijkheid. Dit wordt in het algemeen voldoende geacht wanneer de ruimte ergonomisch wordt ingericht en verdeeld. ADCO komt niettemin tot de conclusie dat de woning van appellant gelet op de verdeling van de ruimte over woonkamer en keuken, de routing in de woning, en de draaicirkel van de rolstoel van 180 graden te klein is. Vervolgens heeft het Rio in zijn advies aan appellant van 12 augustus 2003 aangegeven dat de woning aan de minimale maten voldoet wanneer rekening wordt gehouden met het rolstoelgebruik van betrokkene. Het wordt aan de beoordeling van appellant overgelaten of de gevraagde voorziening al dan niet wordt toegekend.
Bij besluit van 12 september 2003 heeft appellant betrokkene een vergoeding toegekend voor de kosten van een beperkt aantal woningaanpassingen. Voorts heeft appellant bepaald dat aan betrokkene geen vergoeding zal worden verstrekt voor het laten uitbouwen van de woning om reden dat de grootte van de woonkamer en de keuken aan de minimale eisen gesteld in het Handboek Toegankelijkheid voldoet en dat van betrokkene wordt verwacht dat hij rekening houdt met zijn rolstoelgebruik en de kamer ergonomisch inricht.
Bij besluit van 15 januari 2004 heeft appellant - voorzover hier van belang - het tegen het besluit van 12 september 2003 ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het besluit op bezwaar van 15 januari 2004 voorzover gericht tegen de weigering de woning uit te laten bouwen wegens een motiveringsgebrek gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, appellant opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van betrokkene te nemen en appellant veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht.
Appellant is in hoger beroep gekomen van dat deel van de aangevallen uitspraak waarbij de rechtbank het besluit op bezwaar van 15 januari 2004 wegens een motiveringsgebrek heeft vernietigd en appellant opdracht heeft gegeven een nieuw besluit op het bezwaar van betrokkene te nemen.
De Raad overweegt het volgende.
Appellant stelt zich op het standpunt dat kan worden uitgegaan van het advies van het Rio en voorts dat het Rio en ADCO beide van mening zijn dat de ruimte in de woning van appellant voldoet aan de minimale eisen gesteld in het Handboek Toegankelijkheid.
In geding is derhalve nog uitsluitend de weigering van appellant betrokkene in aanmerking te brengen voor vergoeding van de kosten voor het laten uitbouwen van zijn woonkamer en keuken.
De Raad is evenals de rechtbank en op gelijkluidende gronden tot het oordeel gekomen dat het besluit op bezwaar van 15 januari 2004 ten aanzien van de zojuist genoemde weigering een deugdelijke motivering ontbeert. De Raad heeft in hetgeen van de zijde van appellant naar voren is gebracht en de gedingstukken, waaronder het rapport van het Rio, geen aanknopingspunten gevonden om aan het advies van ADCO te twijfelen. Daartoe heeft de Raad in aanmerking genomen dat het advies van ADCO mede tot stand is gekomen op grond van een huisbezoek en dat in het advies gemotiveerd is aangegeven waarom de woning van betrokkene te klein is. De Raad is op grond van het advies van het Rio niet tot het oordeel gekomen dat aan de bevindingen van het ADCO moet worden getwijfeld. Gelet hierop acht de Raad het standpunt van appellant dat voor vergroting van de woning van betrokkene geen medisch ergonomische noodzaak bestaat onvoldoende onderbouwd. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd en dat appellant een nieuw besluit op bezwaar zal moeten nemen.
Ten slotte merkt de Raad ten overvloede en mede ter voorlichting van betrokkene op dat voormeld oordeel van de Raad geenszins met zich meebrengt dat het door appellant nieuw te nemen besluit op bezwaar zal moeten inhouden dat betrokkene in aanmerking moet worden gebracht voor woningaanpassing in de vorm van uitbreiding van de woning.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten;
Bepaalt dat van appellant een recht van € 422,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door M.I. ’t Hooft als voorzitter en R.M. van Male en R.H. de Bock als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2006.
(get.) M.I. ’t Hooft.
(get.) M. Renden.
BKH 160506