ECLI:NL:CRVB:2006:AX2050
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de gedifferentieerde premie WAO en het gelijkheidsbeginsel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Horeca Exploitatie Maatschappij tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 oktober 2005. De Centrale Raad van Beroep behandelt het geschil dat voortvloeit uit de vaststelling van een gedifferentieerde premie op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De appellante, vertegenwoordigd door mr. J.P.M. van Zijl, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die de premie op 4,75% heeft vastgesteld. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen. Appellante stelt dat de effecten van de premie-differentiatie onevenredig zijn voor werkgevers met een stijgende loonsom, in vergelijking met werkgevers met een gelijkblijvende of dalende loonsom. Dit zou in strijd zijn met artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de overwegingen van de rechtbank en verwijst naar eerdere jurisprudentie die de stelling van appellante niet ondersteunt. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak wordt gedaan in het openbaar op 4 mei 2006, waarbij de beslissing van de rechtbank wordt bevestigd. De Raad maakt gebruik van de eerder genoemde jurisprudentie om zijn beslissing te onderbouwen, en benadrukt dat de door de rechtbank gemaakte overwegingen volledig worden onderschreven.