ECLI:NL:CRVB:2006:AW9310
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- C.P.J. Goorden
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en terugvordering van WW-uitkering na vernietiging van besluit door rechtbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 12 juli 2004. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard, omdat zij het besluit van 1 december 2003 had vernietigd, dat de basis vormde voor de terugvordering van WW-uitkeringen. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank op onjuiste gronden had geoordeeld en dat de terugvordering op andere gronden gerechtvaardigd was. De Raad concludeerde dat appellant gehouden was om de ten onrechte uitbetaalde WW-uitkeringen terug te vorderen, en dat er geen dringende redenen waren om van deze terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.