ECLI:NL:CRVB:2006:AW9177
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering ziekengeld en terugvordering na ziekmelding vanuit het buitenland
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 14 januari 2004 een eerder besluit van het Uwv heeft bekrachtigd. Appellante, die als inpakster werkte, heeft zich tijdens haar vakantie in Turkije op 30 juli 2002 ziek gemeld met psychische klachten. Na haar terugkeer in Nederland is zij op 25 september 2002 onderzocht door een verzekeringsarts, die concludeerde dat zij vanaf 21 augustus 2002 niet meer arbeidsongeschikt was. Het Uwv weigerde vervolgens ziekengeld op en na deze datum en vorderde eerder betaald ziekengeld terug. Appellante was het niet eens met deze besluiten en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 8 maart 2006 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. Zij stelde dat zij in Turkije ziek was geworden en dat er discrepantie bestond tussen de visie van haar behandelend arts en die van de verzekeringsarts. De Raad heeft overwogen dat de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding zag om af te wijken van het eerdere medisch oordeel, omdat appellante geen nieuwe gegevens had aangedragen die haar standpunt onderbouwden. De rechtbank had ook geen reden om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad concludeert dat de eerdere besluiten van het Uwv op goede gronden zijn genomen en dat de terugvordering van het ziekengeld terecht is. De uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en J.W.P. van der Hoeven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 april 2006.