ECLI:NL:CRVB:2006:AW3665
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsuitkering en gelijkstelling met een Nederlander onder de Algemene bijstandswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, een Portugese nationaliteit houdende vrouw, die sinds 1993 in Nederland verblijft. Appellante heeft op 7 april 2000 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Algemene bijstandswet (Abw), welke door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam is afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante niet beschikte over een geldig verblijfsdocument en niet tot de kring van rechthebbenden volgens artikel 7 van de Abw behoort. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante had een vergunning tot verblijf die op 24 september 1998 afliep en niet werd verlengd. De Raad oordeelt dat appellante ten tijde van de aanvraag niet als vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet kan worden aangemerkt, waardoor gelijkstelling met een Nederlander op basis van artikel 7 van de Abw niet aan de orde is. De Raad concludeert echter dat appellante ten onrechte niet gelijkgesteld is met een Nederlander, omdat zij rechtmatig in Nederland verbleef en tijdig een aanvraag voor voortgezette toelating heeft ingediend.
De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het College, en oordeelt dat het College een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het College veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 966,- bedragen, en moet het College het griffierecht van € 104,- aan appellante vergoeden.