ECLI:NL:CRVB:2006:AW2227
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- C.P.J. Goorden
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Herziening van WW-uitkering en terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering
In deze zaak gaat het om de herziening van de WW-uitkering van appellant en de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Appellant had een WW-uitkering ontvangen, maar na een onderzoek door de Afdeling Bijzonder Onderzoek van het UWV, werd vastgesteld dat hij op zijn werkbriefjes geen juiste opgave had gedaan van zijn werkzaamheden als zelfstandige. Dit leidde tot een rapport over uitkeringsfraude, dat de basis vormde voor de herziening van zijn uitkering. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het UWV ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep beoordeelt de zaak aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de relevante bepalingen. De Raad concludeert dat appellant in hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Raad onderschrijft de bevindingen van de rechtbank en stelt vast dat appellant niet de juiste informatie heeft verstrekt op zijn werkbriefjes. Bovendien faalt het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat appellant niet heeft kunnen aantonen dat zijn situatie gelijk was aan die van zijn compagnon.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten, en de Raad besluit de aangevallen uitspraak te bevestigen. De uitspraak is gedaan op 29 maart 2006, na behandeling van de zaak op 15 februari 2006, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat.