ECLI:NL:CRVB:2006:AW1757
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- A.B.J. van der Ham
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Verplichtingen voor bijstandsgerechtigde gericht op inschakeling in de arbeid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een bijstandsgerechtigde tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.H.A. Brauer, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 22 maart 2005, waarin zijn beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade ongegrond werd verklaard. Dit besluit hield in dat de appellant de verplichting kreeg opgelegd om mee te werken aan een psychodiagnostisch/psychotechnisch onderzoek bij Argonaut, op basis van artikel 106 van de Algemene bijstandswet (Abw). De rechtbank oordeelde dat het besluit van de gemeente terecht was, en de appellant ging hiertegen in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 28 februari 2006, waarbij de gedaagde niet aanwezig was. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant langdurig werkloos is en dat hij eerder een dienstverband had dat in de proeftijd was beëindigd vanwege een gebrek aan sociale en communicatieve vaardigheden. De Raad concludeert dat de verplichting om mee te werken aan het onderzoek gerechtvaardigd was, gezien de noodzaak om de appellant te begeleiden naar werk. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat er voldoende onderbouwing was voor de opgelegde verplichtingen en de appellant niet had aangetoond dat het besluit onvoldoende gemotiveerd was.
De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking van bijstandsgerechtigden in trajecten gericht op arbeidsinschakeling.