ECLI:NL:CRVB:2006:AW1564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 augustus 2005, waarin haar beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante de termijn voor het indienen van een beroepschrift had overschreden, aangezien het beroepschrift pas op 3 juni 2005 door de rechtbank was ontvangen, terwijl de termijn eindigde op 25 mei 2005. Appellante stelde dat zij de indiening van het beroepschrift had uitbesteed aan haar boekhouder, die door persoonlijke omstandigheden verzuimd had om dit tijdig te doen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 14 februari 2006 behandeld, waarbij appellante in persoon aanwezig was, maar gedaagde zich niet liet vertegenwoordigen. De Raad heeft overwogen dat volgens vaste rechtspraak de gevolgen van het handelen of nalaten van een gemachtigde voor rekening komen van degene die deze gemachtigde heeft aangesteld. Appellante heeft geen voldoende onderbouwing gegeven voor het standpunt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Raad ziet geen aanleiding om gedaagde te veroordelen in de proceskosten, aangezien het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand, en appellante blijft met de gevolgen van de termijnoverschrijding zitten.