ECLI:NL:CRVB:2006:AV9475
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Herziening toeslag krachtens Toeslagenwet en de ingangsdatum van de WW-uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda van 3 januari 2005, waarin de herziening van haar toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) aan de orde was. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 1 februari 2006, waarbij appellante niet aanwezig was, maar gedaagde, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. van Hees, wel. De Raad heeft vastgesteld dat het geschil beoordeeld moet worden aan de hand van de Toeslagenwet zoals die gold ten tijde van de herziening.
De Raad heeft de feiten zoals weergegeven door de rechtbank als uitgangspunt genomen. Gedaagde had op 11 december 2003 de aan appellante toegekende toeslag ingevolge de TW herzien met terugwerkende kracht tot 11 november 2002. Dit besluit werd later gewijzigd, waarbij de ingangsdatum van de herziening werd aangepast naar 8 december 2003. De centrale vraag in deze procedure was of gedaagde de herziening van de toeslag op goede gronden had doorgevoerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft, net als de rechtbank, deze vraag bevestigend beantwoord en zich achter de overwegingen van de aangevallen uitspraak geschaard. De Raad heeft geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt en heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Hoogeveen als voorzitter en mr. H.G. Rottier en mr. B.M. van Dun als leden, met mr. B. van Zoelen-Altunc als griffier. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 maart 2006.