ECLI:NL:CRVB:2006:AV8295

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/7192 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift in het bestuursrecht

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn bezwaar tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam niet-ontvankelijk werd verklaard. Het geschil betreft de termijnoverschrijding bij het indienen van een bezwaarschrift. Appellant ontving bijstand op basis van de Algemene bijstandswet en had op 23 mei 2003 een verzoek ingediend om een stage te mogen volgen, wat door gedaagde werd afgewezen. Appellant maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaarschrift werd pas op 8 juli 2003, na afloop van de bezwaartermijn, als ontvangen gemeld. Gedaagde stelde appellant in de gelegenheid om te verklaren waarom het bezwaarschrift te laat was ingediend. Appellant beweerde dat hij het bezwaarschrift op 2 juli 2003 in de grijze brievenbus van de Sociale Dienst had gedeponeerd.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De rechtbank had geoordeeld dat appellant niet had kunnen aantonen dat hij het bezwaarschrift tijdig had ingediend. De Raad onderschreef dit oordeel en concludeerde dat gedaagde het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 maart 2006, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

04/7192 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 november 2004, reg.nr. 03/4680 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van 14 februari 2006, waar appellant is verschenen, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. M.H.M. Diderich, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant ontving ten tijde van belang van gedaagde bijstand ingevolge de Algemene bijstandswet.
Bij besluit van 23 mei 2003 heeft gedaagde het verzoek van appellant om een stage te mogen volgen afgewezen.
Tegen dit besluit heeft appellant bij schrijven gedateerd 2 juli 2003 bezwaar gemaakt. Op het bezwaarschrift is door middel van een stempel als ontvangstdatum 8 juli 2003 aangegeven.
Gedaagde heeft appellant bij brief van 18 juli 2003 medegedeeld dat het bezwaarschrift na afloop van de bezwaartermijn is ingediend en hem in de gelegenheid gesteld aan te geven waarom het te laat is ingediend.
Bij brief van 5 augustus 2003 heeft appellant meegedeeld dat hij het bezwaarschrift op 2 juli 2003 in de grijze brievenbus van de Sociale Dienst aan de Berbenisstraat heeft gedeponeerd.
Bij besluit van 7 oktober 2003 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 23 mei 2003 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het bezwaarschrift niet binnen de ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht geldende termijn is ingediend en voorts dat appellant daarbij in verzuim is geweest.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 7 oktober 2003 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant niet heeft kunnen aantonen dat hij het bezwaarschrift voor het verstrijken van de bezwaartermijn in de grijze bus heeft gedeponeerd, zodat gedaagde het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen geheel. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd brengt de Raad niet tot een ander oordeel.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. Th.C van Sloten als voorzitter en mr. R.M. van Male en mr. C. van Viegen als leden, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2006.
(get.) Th.C van Sloten.
(get.) M. Pijper.