ECLI:NL:CRVB:2006:AV4827

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/5211 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing bijzondere bijstand door College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 juni 2005, waarin het beroep tegen de afwijzing van bijzondere bijstand door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere ongegrond werd verklaard. Appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie en voor Miconazolcrème en Depyrrol. Het College had op 18 juni 2004 de aanvraag afgewezen, maar wel bijzondere bijstand voor reiskosten tot € 80,-- toegekend. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 29 september 2004 ongegrond verklaard.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld en aangevoerd dat de rechtbank de zitting had moeten verdagen, omdat hij zich op de dag voor de zitting had afgemeld wegens ziekte. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het faxbericht van appellant geen geldig verzoek om verdaging bevatte, zoals vereist in artikel 14, vierde lid van de Procesregeling bestuursrecht. De rechtbank heeft dan ook geen rechtsregel geschonden door de zitting door te laten gaan.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, omdat appellant geen andere grieven heeft aangevoerd. Er wordt geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2006, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter en R.C. Visser als griffier.

Uitspraak

05/5211 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 juni 2005, 04/1405 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere (hierna: College)
Datum uitspraak: 8 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 11 juli 2006, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 18 juni 2004 heeft het College de aanvraag van appellant om bijzondere bijstand in de kosten van een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie en in die van Miconazolcrème en Depyrrol afgewezen. Bij dat besluit heeft het College voorts bijzondere bijstand toegekend in de reiskosten van appellant tot een bedrag van € 80,--.
Bij besluit van 29 september 2004 heeft het Collge het bezwaar tegen het besluit van 18 juni 2004 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 29 september 2004 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Appellant heeft daartoe aangevoerd dat hij zich niet kan verenigen met het feit dat de rechtbank de zitting doorgang heeft laten vinden, hoewel hij op de dag voorafgaand aan de zitting, bij faxbericht van 11 mei 2005, aan de rechtbank had meegedeeld dat hij wegens ziekte verhinderd was om de zitting bij te wonen.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
In artikel 14, vierde lid (Stcrt.2005, nr.53) van de Procesregeling bestuursrecht, is bepaald dat een verzoek om verdaging van de behandeling ter zitting slechts wordt ingewilligd in uitzonderlijke omstandigheden en indien daarom zo spoedig mogelijk en gemotiveerd wordt verzocht.
De Raad is van oordeel dat het faxbericht van 11 mei 2005 aan de rechtbank geen verzoek om verdaging van de behandeling ter zitting als bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de Procesregeling bestuursrecht bevat of dat het faxbericht als een zodanig verzoek moet worden opgevat. De rechtbank heeft geen rechtsregel geschonden door het faxbericht van 11 mei 2005 aan te merken als een bericht van de zijde van appellant dat hij verhinderd was de zitting van 12 mei 2005 bij te wonen.
Gelet op het vorenstaande en op het gegeven dat appellant geen andere grieven tegen de aangevallen uitspraak heeft aangevoerd komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en J.J.A. Kooijman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.C. Visser als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2006.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) R.C. Visser.